Het fort van Fenestrelle – La fortezza di Fenestrelle
In de Valle del Chisone, gelegen ten westen
van de stad Turijn, ligt vastgeplakt tegen de steile hellingen van de Monte
Orsiera (2878 m. hoog) een immens groot fort uit het einde van de 17de
/ begin 18de eeuw. Op voorstel van een generaal van Lodewijk XIV,
die de buitengrenzen van Frankrijk wilde versterken, werd het eerste deel van het fort gebouwd. Het
fort heette toen ‘forte Mulin’. Die bouw startte in 1694. Toen hoorde dit stuk
berg nog tot Frankrijk. In 1708 werd dit deel van de Valle del Chisone ingenomen
door de koning van Sardinië, de Savoye Vittorio Amedeo II, en met de Vrede van
Utrecht in 1713 kwam het ook officieel in handen van deze familie. De Italianen
vonden het fort niet sterk genoeg om zich te verdedigen tegen de Fransen en
begonnen rond 1727 met het bouwen van wat nu Fenestrelle heet.
Het is een
prima dagtocht voor op een hete zomerdag, omdat het in de bergen vele graden
koeler en dus vaak ook aangenamer is. Vanuit Turijn via Pinerolo rijd je door
het smalle dal langs de Torrente Chisone totdat je voorbij het plaatsje Roure
een bordje met de naam van het fort treft. Hier begint de klim de bergen in.
Eerst zie je alleen maar dicht tegen elkaar geplante bomen. De slingerende weg
eindigt op een groot en vrijwel lege parkeerplaats. Dan weet en zie je nog niet
echt wat het einddoel is. In de verte doemt alleen een groot vierkant gebouw
op. Eenzaam tussen de bergen en net onder de bomengrens. Niets dat op het grote
fort van de foto’s uit de toeristenfolder lijkt.
In 1990 is
een groep vrijwilligers, bestaande uit studenten en bewoners van de streek,
begonnen dit fort te restaureren. Omdat het vrijwilligerswerk was, vorderde het
werk langzaam maar gestaag. Als eerste werden de Scala Reale en de Scale
Coperta hersteld en de wandelpaden weer bruikbaar gemaakt. Doel van deze
restauratie was het fort open te stellen voor bezoek onder leiding van een
gids. Alle inkomsten uit rondleidingen worden weer in dit project gestoken.
Hiermee wordt de voortdurende restauratie gefinancierd, zodat steeds meer delen
weer veilig bezocht kunnen worden. In 1995 werd het eerste deel van het nieuwe
Fenestrelle geopend voor het publiek.
Het fort van
Fenestrelle bestaat uit drie forten (San Carlo, Tre Denti en Valli), zeven
gebouwen (waaronder Carlo Alberto, Santa Barbara en Porte) en 28 batterijen (waaronder
Scoglio, Ospedale), met elkaar verbonden door een overdekte trap (Scala
Coperta) van 4000 traptreden. Deze overdekte trap is uniek in zijn soort. Een
andere trap, maar dan niet overdekt, gaat tot de top, heet de Scala Reale en heeft 3000 treden. De bouw van het complex
was klaar in 1850 toen het gebouw Carlo Alberto
werd opgeleverd.
Er worden drie
verschillende rondleidingen aangeboden. Voor alle drie moet je van tevoren
telefonisch reserveren en voor de drie en zeven uur durende wandeling goede
wandelschoenen aantrekken. De langste rondleiding is van 9.00 uur tot 16.00 uur.
Water en lunch dien je zelf mee te nemen. Tijdens deze rondtocht bezoek je het
grootste deel van het fort, inclusief de overdekte en de open trap. De open
trap gaat tot een hoogte van 1800 m. Toen wij deze rondleiding maakten was deze
trap nog niet helemaal gerestaureerd. Boven heb je een prachtig uitzicht over
de bergen aan deze kant van Turijn. Wat korter en iets minder vermoeiend is de
drie uur durende rondleiding door de gebouwen en overdekte trap. Ook is er een
rondleiding van 1 uur, maar dan zie je maar heel weinig. De rondleidingen zijn
in het Italiaans en worden gegeven door heel enthousiaste vrijwilligers, die
graag heel veel willen vertellen in een heel rap tempo. In het Italiaans.
Tijdens de
rondleiding bezoek je onder andere het kruithuis. Het ligt op enige afstand van
de andere gebouwen en de gids laat zien hoe er zoveel mogelijk veiligheid is
ingebouwd ter voorkoming van vuur bij het kruit. De gids laat ook zien hoe de
kruitdampen van de kanonnen niet bij de voorraad kruit konden komen, terwijl
toch de kanonnen konden worden bevoorraad. Ook wordt uitgelegd dat nog te zien
is dat de plek voor het kanon in het kruithuis zowel voor kanonnen van Franse
als Italiaanse makelij konden worden gebruikt. Andere afmetingen en andere
grootte maakten aanpassingen noodzakelijk, zodat bij een verovering men alleen de eigen kanonnen hoefde te plaatsen en
‘aan de slag kon’. Ook de ‘cel’ van een belangrijk kardinaal en gewone
gevangenen, de keuken, voorraadkelders, eetruimte ed. worden bezocht. Je daalt
heel diep de berg in, voelt de kou en het vocht. Ons bezoek was in de zomer,
maar in die ruimten voor de soldaten is zelfs in de zomer het dragen van een
vest wel aangenaam. Je hoort dat er eens in de drie maanden brood werd gebakken
voor de soldaten en er dus twee maanden keihard brood werd gegeten.
Wat ons het
meest is bijgebleven is de tocht over de trappen. De maat van de treden is
zodanig dat de trappen vooral makkelijk voor ezels te belopen waren. De treden
zijn smal en ‘te’ hoog voor ons mensen om ze makkelijk te betreden. De gids
adviseerde ons daarom de trappen diagonaal te belopen. Dat was inderdaad het
minst vermoeiende; ook al liep je dan feitelijk meer meters. Desondanks kwamen
de meeste bezoekers uitgeput boven. Voor sommigen leek er geen einde aan de
trappen te komen. Maar wat wil je. Ook al liepen we minder dan alle 4000
treden, het bleef veel. De beloning boven is groot; zowel boven aan de
overdekte trappen, de Scala Coperta, als boven aan de open trappen, de Scala
Reale. Na de eerste trap kijk je uit over het dal van de vallei Chissone en zie
je ook van bovenaf hoe steil de gebouwen tegen de berg aangebouwd zijn. Vanaf
de top van het tweede trappencomplex kijk je uit over alle omliggende bergen en
heb je een magnifiek uitzicht.
Prettig is ook
dat er zelfs hoogzomer hier zo weinig andere toeristen komen. Bijzonder is ook,
dat het fort nooit als zodanig is gebruikt. Feitelijk is het voor niets
gebouwd. Gelukkig dat al die soldaten en andere bouwvakkers, die aan dit
complex soms onder barre omstandigheden hebben gewerkt, dat niet weten.
Andere
uitstapjes, die met een bezoek aan het fort van Fenestrelle te combineren zijn:
- - het dorpje
Balboutet, bekend om de zonnewijzers geschilderd op de muren van de huizen. Er
is een rondleiding langs 20 ‘quadranti solari’. In Pourrières is een kerkje uit
de 17de eeuw dat in opdracht van Lodewijk XIV zou zijn gebouwd.
- - Chambons
heeft een kleine kapel uit 1682 dat in 1959 geheel gerestaureerd is.
- - Fenestrelle
heeft een kerk uit 1688, die ook in opdracht van Lodewijk XIV is gebouwd in
barokke stijl. Doel van deze kerk-bouwzucht was het katholicisme op de Valdesi
over te brengen.
- - Laux is een
oud gehucht horende bij Usseaux en ligt op een kleine hoogvlakte tegen de
hellingen van de indrukwekkende Rocca
- - Usseaux is
het belangrijkste dorp op een zonnige plaats van de uitlopers van het
bergencomplex van het nationale park Orsiera. Bijzonder hier zijn de
muurschilderingen, waarvan enkelen van de Torinese schilder Piero Figus, die de
muren in de steegjes van het dorp sieren. Het dorp heeft ook een nog werkende
molen en een kerk uit de tijd van de zonnekoning, Lodewijk XIV.
Te bezoeken
van september tot juni op ma – do – vr – za zo van 9-18.00 uur
Juli en
augustus alle dagen op dezelfde tijden
Adres: Via
del Forte, 10060 Fenestrelle (TO)
Tel.
012183600
Reserveren
voor bezoek verplicht per telefoon, niet per e-mail.
Meerdere
tochten mogelijk: 1 uur, 3 uren of 7 uren.
********
Een tocht van brug tot brug
Duidelijk
zichtbare bewijzen van bewoning door roofridders, landadel en geestelijken zie
je op de bergkammen en heuveltoppen van de Piemontese streken Langhe,
Monregalese en Monferrato. Torens, die als uitkijkpost dienden om de bevolking tijdig
te waarschuwen wanneer Saraceners (Arabieren uit Noord-Afrika) in aantocht
waren voor de zoveelste plundering van dorpen en het roven van blanke vrouwen.
Robuuste kastelen, vaak van iets latere datum, waar de feodale landadel
verbleef. Kerken in stadjes en dorpen en kapellen op heuveltoppen, zo ver het
oog reikt. Je ziet ze, waar je ook staat of gaat.
Anders is
het met de middeleeuwse
bruggen. Hoewel een knap staaltje middeleeuws ingenieurswerk,
liggen ze onopvallend in het landschap en doen braaf hun werk: gelegenheid
geven tot een makkelijke overtocht. Al sinds ergens in de 15de eeuw
zorgen ze ervoor dat handelsreizigers met hun ezeltjes en kostbare waar van zuid
naar noord of andersom konden reizen. En nu, zoveel eeuwen later, zijn ze nog
steeds dienstbaar aan een ieder die door de streek trekt. Nu niet per paard,
ezel of te voet, maar vaker per auto en soms ook op de fiets.
Zover ik tot
nu toe weet, zijn er in de Langhe nog drie bruggen die aan deze beschrijving
voldoen. Kijkend op een landkaart valt op dat ze in een rechte lijn ten
opzichte van elkaar liggen. Globaal tussen de plaatsen Carcare in het zuiden
(vlakbij de snelweg A6) en Canelli in het noorden. De bruggen liggen in
Monastero Bórmida, nabij Spigno Monferrato en in Cáiro Montenotte, waarbij de
laatste net niet meer in Piemonte maar in de regio Ligurië ligt. Het is goed
mogelijk dat deze drie bruggen op rij de handelaren eens hielpen op hun zwaar beladen
en vaak niet ongevaarlijke reis. Het is bijzonder te zien hoe deze bruggen
zoveel eeuwen later zo heel gewoon de ene zijde van de rivier verbinden met de
andere zijde. Al in de 15de eeuw woonden hier blijkbaar vaklui, die
in staat waren een dermate solide brug te bouwen, dat wij er nu nog met onze twintigste
eeuwse vervoermiddelen overheen kunnen rijden.
Veel hebben
we in deze streek al bezocht. In Spigno Monferrato waren we nog niet geweest.
Dat was de aanleiding voor deze tocht langs de middeleeuwse bruggen.
Via kleine
(op de kaart als wit aangegeven) weggetjes, langs oude en verlaten ‘rustico’s’
(oude stenen gebouwen) en andere verrassingen, was ons eerste doel Monastero Bórmida. Een dorpje met een
groot kasteel gelegen aan de rivier Bórmida. En inderdaad over die rivier ligt
aan de voet van het kasteel de eerste van de twee die dag te bezoeken bruggen.
Het Castello
van Monastero Bórmida is niet altijd een kasteel geweest. Het werd rond 1050 gebouwd
door Benedictijner monniken en gebruikt als klooster. Dat verklaart dan ook de
ligging aan een rivier in plaats van een plek boven op de heuvel: monastero
Bórmida – klooster aan de rivier Bórmida. Van dit religieuze complex zijn nu
nog een romaanse klokkentoren en enkele muren over, waaronder de muren gelegen
aan het pleintje bij de toren. Het gebied had erg geleden onder de rooftochten
van de Saraceners, die in die tijd hun basis nabij Saint Tropez hadden en zo nu
en dan de Alpen overtrokken op zoek naar buit. Daarom gaf de markies van
Monferrato monniken opdracht er nieuwe bebouwing te plegen en de omliggende
terreinen in te zaaien. In 1393 verlieten de monniken deze plek en gingen de
markiezen Del Carretto, die het toen voor het zeggen hadden, het gebouw
gebruiken als versterkte vesting.
Lange tijd
was deze plek de enige waar handelaren en militairen de rivier Bórmida konden
oversteken, want de romeinse brug bij Vesime was een bouwval en Acqui Terme
niets had. Handelaren reisden van zee via deze brug naar Acqui Terme, militairen
gingen door naar Roccaverano. Vanaf de torens van Vengore, Roccaverano, San
Giorgio, Olmo Gentile, Serole, Torre Uzzone, Santa Giulia en Caretto hadden de
militairen goed zicht op de twee valleien van Bórmida en op haar reizigers over
de vele ‘vie del sale’.
De ‘vie del sale’
zijn oude wandelpaden en trajecten die vanaf de oudheid werden gebruikt door de
handelaren in zout. Er is niet één unieke ‘via del sale’. De diverse
bevolkingsgroepen in Emilia, Lombardije en Piemonte hadden ieder hun eigen
netwerken van wandelpaden en knooppunten om hun handelswaar, voornamelijk wol
en wapens, naar de zee en zout op de weg terug te vervoeren. Zout was een
gewild product, omdat het levensmiddelen langer houdbaar maakte. Voor de
productie van kaas en worst was zout nodig. Vlees werd erin geconserveerd, net
als vis en zelfs olijven. Maar ook bij het leer looien en het verven werd zout
gebruikt. De goederen werden veelal op de rug van ezels vervoerd. Vervoer met
karren was niet mogelijk. De wegen waren smal, vaak steil en gingen door
onherbergzame gebieden.
De ‘vie del
sale’ waren niet alleen belangrijk voor de handelaren van allerhande goederen,
maar ook voor de lokale machthebbers. Via deze weggetjes was een doorgang naar
zee verzekerd. Ook waren ze van belang voor het vestigen en bewaken van hun
macht. En het was een niet onbelangrijke bron van inkomsten. In ruil voor het
betalen van tolgeld (belasting) werd een veilige en vrije doortocht geboden. En
daar kom je dan weer uit bij de bruggen.
De brug in
Monastero Bórmida raakte in 1994 is ernstig beschadigd door de grote
overstromingen van dat jaar, maar daarna gelukkig volledig hersteld. De brug
heeft vier ruime bogen en een halfrond kapelletje midden op de brug. In dit
kapelletje stond ooit de wacht en werd de tol geïnd. De brug steunt op mooie
recht gemetselde pilaren met aan de buitenzijden een driehoekig steunbeer,
zodat het water dat erlangs stroomt zo min mogelijk weerstand ondervindt. De
brug is gebouwd van de lokale steen, pietra delle Langhe.
Na dit
bezoek zijn we doorgereden naar Acqui Terme. Lunchen, een ijsje eten en wat
rondlopen en winkelen. Acqui is een overzichtelijke en elegante stad met voor
elk wat wils. Vervolgens zijn we via Castelletto d’Ero en Montechiaro d’Acqui
naar Spigno gereden. De kaart geeft de weg tussen Castelletto en Montechiaro
met een groene streep aan en dat is zeker terecht. Vanaf de zo nu en dan zeer
kronkelige weggetjes heb je een prachtig en zeer verreikend uitzicht over de
omliggende heuvels in dit stille stukje Piemonte; feitelijk ligt het net ten
oosten van de Langa Astigiana in de provincie Alessandria. Bijzonder zijn de
hier en daar zwart gekleurde bergengten met hun grillige verloop.
Om bij de 15de
eeuwse brug van Spigno Monferrato te komen via de SP30 moet je eerst het stadje
door. Spigno Monferrato is een verrassend leuk plaatsje met oude en elegante
huizen gelegen tussen het riviertje Valla en de rivier Bórmida op een kleine
heuvel (hoogte circa 220 m.). Op het hoogste punt staat een ruïne van wat ooit
een kasteel was. Via de smalle straatjes bereik je de andere kant, waar ons
doel – de middeleeuwse brug San Rocco – de rivier de Bórmida overbrugt. De
middeleeuwse brug diende vroeger om het klooster Abbazia di San Quintino te
bereiken en te verbinden met de Via Aemilia. Dit klooster dateert uit 991 en is
gesticht door de Aleramo familie nadat een naburige abdij door de Saraceners
was verwoest. Het klooster was gelegen op het vlakke land, onder aan de heuvel
waarop Spigno is gebouwd. Van dit klooster resteert nu nog de kerk en een deel
van het klooster dat is opgenomen in het Palazzo del Vescovo (paleis van de
bisschop). In de kerk zijn nog resten van 11de eeuwse fresco’s en
enkele Romaanse grafstenen.
De ‘ponte medievale
di San Rocco’ is iets langer dan de burg in Monastero Bórmida en heeft
vijf arcade bogen. De twee tegenover elkaar gelegen kapelletjes staan op het hoogste
punt van de brug. De ene kapel is halfrond, de andere heeft een vlakke
achterkant. In deze kapelletjes werd vroeger het tolgeld geïnd. Het combineren
van religieuze met commerciële taken was voor de monniken toen geen enkel probleem.
Deze brug heeft ook nog een tweede ‘uitbouw’ zonder opbouw bovenop de ernaast
gelegen pilaren. De brug ligt er verlaten bij en lijkt nu van nergens naar
nergens te gaan. Net als bij de brug van Monastero Bórmida kan je met de auto
over de brug rijden. Alleen is de brug bij Spigno een stuk smaller; het ging
net!
Vervolgens
zijn we van Spigno Monferrato via Serole terug naar Cortemilia gereden. De
aanblik vanaf deze kant op Cortemilia is
erg mooi. Op de weg er naartoe zijn vele voorbeelden van de typische terrassenbouw
– muren van gestapelde stenen - in deze streek te zien. Hiermee werden op
steile hellingen stukken vlakke en dus beter te bebouwen grond gecreëerd. Aanrijdend
op Cortemilia heb je zicht op die terrassen met mooie huizen, boomgaarden en in
de verte de toren van de Romaanse parochiekerk. Helaas deden we deze tocht op
maandag en waren veel winkels gesloten. Dit keer dus geen lekkernijen met
hazelnoten. Door Cortemilia richting Torre Bórmida op weg terug naar huis
hebben we nog heerlijke anti pasti gegeten in het restaurant En Canton ed Langa
(Località Fontana net buiten Torre Bórmida), gelegen op het kruispunt waar je
rechtsaf naar Cravanzana gaat.
Tegenwoordig hebben de ‘vie del sale’ hun oorspronkelijke
commerciële functie verloren. Dat wil niet zeggen dat ze niet meer worden
gebruikt. De paden leiden nu wandelaars en ruiters te paard door mooie en
verstilde gebieden met indrukwekkende uitzichten en een prachtige natuur. Nederlandse
reisorganisaties als SNP en Tirol Outdoor Experience, maar ook lokale organisaties
als Terre Alte en het bureau voor toerisme organiseren er dag of meerdaagse
tochten te voet, paard of met een ezel.
Het kasteel van Monastero Bórmida is eigendom van de gemeente en in 2013 op de
volgende dagen te bezoeken: 16 en 23 juni, 7 en 21 juli, 18 augustus, 1 en 22
september, 6 oktober van 15.00-18.00 uur. Zie: www.castelliaperti.it/pagine/ita/scheda.lasso?-id=71
De gemeente van Spigno Monferrato heeft een aantal wandeltochten uitgezet, waarvan
één via de bewuste brug. Zie voor het kaartje: www.spignomonferrato.com/Fuoriclasse/percorsiverdi/percorsi_verdi.htm
**********
Van buiten
lijkt de San Fiorentino kerk op de vele kerkjes die je op het platteland van
Italië tegenkomt. Een eenvoudige gevel, rechthoekige plattegrond en sobere
kerktoren. Vaak met een open portiek en bogen en zuilen, zodat de landarbeider of
wandelaar er altijd kon schuilen tegen zon en regen. In het gebouw zelf kon men
slapen of er werden landbouwgereedschappen opgeborgen. Midden op het
platteland, zonder directe bewoning in de buurt of ‘aangeleund’ tegen een
boerderij. Pas later werden dergelijke kerkjes religieuze gebouwen.
In mijn boek
‘Genieten in Piemonte’ vermeld ik dit kerkje al kort in een kader op bladzijde
110. Daarmee deed ik dit kerkje te kort, aangezien het meer is dan één van die
vele plattelands kerkjes. Echter, in een boek moet je keuzes maken en de
uitgever mopperde al over de (te) grote hoeveelheid tekst. Hierdoor werden de
foto’s al kleiner dan hij graag wilde. En deze kerk vraagt om foto’s.
La Chiesa di
San Fiorenzo is een gothisch kerkje
met bijzondere fresco’s uit de 15de
eeuw. Het ligt vlakbij het plaatsje Bastia Mondovì in de Località San
Fiorenzo, midden op het platteland en ingeklemd tussen de heuvels van de Langhe
en de Monregalese. Onopvallend en alleen te vinden dankzij de bordjes langs de
weg en het A4-tje met informatie over deze kerk, dat her en der rond slingert en
soms ook bij het bureau van toerisme ligt. Door zo’n A4-tje werd mijn aandacht
getrokken en werd ik nieuwsgierig. De Associazione Culturale San Fiorenzo (www.sanfiorenzo.org) zorgt voor het behoud
en onderhoud van dit kerkje en publiceert er boeken over. Het kerkje is vaak op
zondag te bezoeken, maar om een dichte deur bij bezoek te voorkomen is het verstandig van tevoren een verzoek tot
bezoek te zenden aan sanfiorenzo@infinito.it Daarom waarschijnlijk tref je er niet rijen
met toeristen en hoef je niet over de hoofden van anderen een poging te wagen
een glimp van de schitterende fresco’s te zien. Je auto kan je gewoon naast de
kerk parkeren; onder de bomen. Bij warm weer wel zo fijn.
Bastia
Mondovì en dus ook la Chiesa di San Fiorenzo liggen in het dal waar de rivier
de Tanaro doorheen meandert. Aan de ene kant liggen de heuvels van de Langhe,
bekend om zijn wijnen en Slow Food, en aan de andere kant de heuvels van de
Monregalese, die een opmaat vormen voor het daarachter gelegen hooggebergte van
de Frans-Italiaanse Alpen.
Het kerkje
is waarschijnlijk in de 11de - 12de eeuw gebouwd op of
bij een begraafplaats waar de relieken van de heilige San Fiorenzo werden
vereerd. San Fiorenzo was een lokale martelaar, die als soldaat in de 3de
eeuw ontsnapt zou zijn aan het bloedbad van Agaunum, het huidige Saint Maurice
in de Zwitserse Alpen. In deze Monregalese vallei zou hij de lokale bevolking hebben
proberen te kerstenen.
De kerk lag
aan één van de belangrijkste ‘vie del
sale’; wegen waarlangs handelaren het toen kostbare en zeldzame zout op
ezels van de Ligurische kust naar het achterland van Piemonte vervoerden. Het
gebouw werd aanvankelijk gebruikt als rust- en schuilplaats door landarbeiders
en pelgrims. De fresco bij de ingang met de afbeelding van San Cristoforo nodigt
nog steeds wandelaars uit hier even uit te rusten.
Rond 1400
was Bastia Mondovì een zelfstandig
en autonoom stadje. Het huis Saubado
(Savoye) vestigde hier in 1414 zijn eerste zetel in de Langhe. Nu is hier,
kijkend naar dit kleine slaperig plaatsje, weinig meer van te merken. Behalve
dan binnen in de kerk. Wie de opdracht gaf tot het maken van de fresco’s is
niet zeker. Mogelijk is de familie Savoye ermee begonnen. In 1449 verkocht de
hertog Ludovico di Savoia Acaia het leengoed aan Giacomo della Torre. De
rijkdom van deze familie, zowel in economische zin als hun intense christelijke
geloof, heeft zeker bijgedragen tot de verdere verfraaiing van het interieur
van de kerk. Zij vergrootten de kapel tot een kerkje op een wijze die wij nu
nog kunnen aanschouwen. De structuur van het kerkje is eenvoudig: een rechthoek
met een houten zadeldak. De buitenkant verraadt op geen enkele manier wat je
binnen staat te wachten: 326 m2 aan
fresco’s van de hand van de beste lokale kunstenaars uit de 15de
eeuw. Iedere bezoeker slaat het met verbazing en bewondering gade.
Eén fresco is gedateerd, 1472. Het laat het verhaal van de heilige Antonio Abate zien. In dit vlak staat ook een naam: Facius Turrinus, ofwel Bonifacio della Torre. Vanuit stilistisch oogpunt bekeken heeft het schip fresco’s die te dateren zijn in de jaren 40 en 50 van het Quattrocento. De fresco’s in het presbyterium zijn zeer waarschijnlijk ouder dan die op de muren van het schip, hebben een duidelijke eenheid van stijl en de gebruikte materialen zijn duidelijk kostbaarder. Dit is een indicatie dat de fresco’s in het presbyterium mogelijk een veel rijkere opdrachtgever hebben gehad. Alleen al het gebruik van lapis lazuli voor het gewelf en bladgoud voor de stralenkransen duidt hierop. Bedenk daarbij dat in het fresco ‘Giudizio Universale’ het vaandel van de Savoye staat.
De
polychrome wanden tonen een eenvoudige kunst, kleding van goud, beelden rijk
aan mystiek en diepe vroomheid, maar ook van gewone mensen in hun dagelijkse
doen in die tijd. Het is een bijbel van en voor de armen; uit een tijd dat de
meeste mensen nog niet konden lezen. Een ‘Bibbia dei poveri’ ofwel ‘Biblia pauperum’ , dat via de verhalen
van de heiligen, het leven en lijden van Christus, het paradijs en de hel
werkte als een catechisatie: het onderrichten , onderwijzen en troosten, bemoedigen
en verlichten van de arme en eenvoudige mensen van het omringende platteland. En
niet alleen hen. Ook ik en met mij vele andere hedendaagse bezoekers raken
betoverd bij het aanschouwen.
Op de wanden
van het schip zijn de volgende verhalen
te zien: de legende van San Fiorenzo, het Giudizio Universale, de verhalen van
Sant’Antonio Abate, het leven van de Heilige Maagd en het kindje Jezus en de
Kruisgang. In het presbyterium is het een ware galerij van heiligen uit het
Quattrocento, van San Sebastiano tot San Giovanni Battista, van Santa
Margherita d’Antiochia met de draak tot Santa Caterina d’Alessandria met het
rad van de martelaren. Op de kruisgewelven zijn de evangelisten en ‘il Cristo
Pantocratore’ omringd door engelen en cherubijnen te zien.
De boodschap
die de gelovige in zich moest opnemen, is weergegeven op de onderkant van de
muur met kantelen. Het betreft de ware ‘hortus conclusus’, het Paradijs: een
reeks schilderingen van de zeven ‘Opere di Misericordia’ , de zeven werken van
barmhartigheid, die met een beeldende vrijheid zijn neergezet.
Bij het
nader bestuderen van de schilderingen valt op dat het lijkt alsof het door één hand is geschilderd, maar toch ook
weer niet. Mogelijk zijn de schilderingen door een werkplaats van schilders
onder leiding van één meester gemaakt. Het werken met meerdere handen tegelijk
maakte dat er sneller kon worden gewerkt, wat praktisch is bij de fresco
techniek. De schrijver Alberto Tosa beschrijft in zijn artikel over deze
fresco’s zijn zoektocht naar de naam van mogelijke schilders en vergelijkt de
fresco’s met fresco’s uit andere kerken in de omgeving.(zie: www.turindamsreview.unito.it)
Kortom, meer
dan een bezoekje waard.
Van 1 april tot 27 oktober 2013 open op
zondag en feestdagen van 15.00-19.00 uur.